Drie motoren banen zich ongeduldig grommend een weg door de Tilburgse binnenstad. Zo’n 2650 kubieke centimeters aan vrijheidsgevoel, de enige fysieke bescherming is een kunststof potje op je kop en wat leer rond de torso. Hoe dichter bij de dood, hoe meer het leven gevoeld wordt natuurlijk. Rijdend in Tilburg ben ik altijd extra gespitst op wat er fietst en wandelt, sinds mijn dochters er wonen. Hoopvol spied ik rond, maar in al die jaren heb ik ze nooit ‘in het wild’ kunnen spotten helaas. Wel Leo Alkemade en Marc-Marie Huijbregts trouwens. De laatste sprak ik abusievelijk nog aan met ‘Hallo Jean-Marie’.

De drie motards stuiven door het grensgebied. Gorp en Roovert, Goirle, Alphen, Chaam, Ulicoten. Geregeld wordt er even over de grens gewipt en zo passeren ook plaatsjes als Hoogstraten, Meerle en Meersel-Dreef. In dat laatste dorp kwam ik vrij geregeld met de fiets, toen ik nog in Breda woonde. Er was een mooi kroegje dat ‘t Hoekske heette volgens mij. Dat had een intiem binnenplaatsje waar in de zomer geregeld minifestivalletjes waren en waar je dan zomaar Gruppo Sportivo of Powerplay kon zien. Het bier was er beduidend goedkoper dan aan de andere kant van de grens, wat geregeld valpartijen op de terugweg naar Breda tot gevolg had natuurlijk. Uiteraard passeren we ook nog het legendarische Radio Paloma in Poppel. We zijn daar ooit eens binnengestapt met de MC Kamasutra en wisten niet wat we meemaakten: alsof we via de TeleTijdmachine van professor Barabas in de seventies terecht waren gekomen.

Voort gaat het, over lommerrijke dreefjes, hobbelige boerenwegjes en over betonplatenstraatjes in het mooie grensgebied. Wetje gaat voorop met zijn Italiaanse tweecilinder, want hij kent overal de weg, zo schijnt, daarachter Tony the Dude op zijn recent aangeschafte, lekker luid blaffende Triumph Thunderbird en ik sluit de rij met mijn Triumph Tiger. Het gaat lekker, het is droog, je kan de motor nog met een gerust hart lekker laten hangen in de bochtjes. Gevallen herfstbladeren dwarrelen op als wij erdoor ronken, het oktoberlicht valt subtiel gefilterd door het slinkende bladerdek. Het vraagt om mooie filmische slow motion beelden.

In Zundert is het koffiepauze. ‘Zin in iets’ is er ook. Appeltaart misschien. Dan zien we een bord met ‘Wafels met warme kersen’. De keuze is snel gemaakt. De kastelein maakt geintjes over Tony’s combi wafel/slagroom/zoetje en wil ons wel op de foto zetten. Later blijkt de eerste foto van zijn olijke Zundertse hoofd te zijn. In Zundert gaat het gesprek natuurlijk over Vincent van Gogh en over de befaamde, lonkend bedoelde dubbeldekker bus van Sauna Diana. Ons terrasje bevindt zich naast een slagerij en daarmee komt het gesprek automatisch op de in de seventies jarenlang vertoonde STER-reclame van Croma. Ik vermoed zelfs dat het in deze slagerij speelde, in de hoofdstraat waar vroeger – voor de snelweg kwam – al het doorgaande verkeer passeerde.

‘Ik ben Jef Hendrikx, slager in Zundert. Mijn klanten houden van een goei stuk vleiesj. Croma schroeit ut vleiesj metjien dicht. Daordur spat ut nie en worrut sneller brun dan marregerine. Daardoor behou ut vleiesj zunne smaak. Mee Croma kregt u een heerlijke bruine jus. Ja mensen: goei vleiesj is Croma wèèrd!’ Legendarische woorden, die mijn bejaarde moeder ondanks haar haperende geheugen nog woordelijk kan reproduceren, uit het tijdperk van Joris Driepinter, Vim en Japie. Woorden die Caroline van der Plas ongetwijfeld zweterige dromen zouden bezorgen. Slager Jef Hendrikx kreeg als ‘betaling’ een doosje Croma cadeau voor zijn acteerprestaties. Hij deed het vooral voor de eer en de naamsbekendheid. Daarmee zat het wel geramd. Nog jarenlang passeerden touringcars, die steevast voor zijn slagerij stopten en dan enkele keren claxonneerden. Dan moest Jef vriendelijk zwaaien naar de dagjesmensen in de bus. Ook moest hij nog weleens boerenworsten ‘signeren’, zo vertelt de slager. De slager was in zijn beroepsleven in ieder geval meer glorie ten deel gevallen dan zijn plaatsgenoot Van Gogh.

Het zijn beklijvende beelden die we – afgevuld na wafel & kersen – mee terugnemen, oostwaarts op onze binnenkort prehistorische fossiele machines, maar vooralsnognog garant staand voor een mooie bruine jus op het lapje vlees dat Het Leven heet.