Talrijk zijn de spookverhalen die men hier vroeger elkaar vertelde. Velen hadden écht zelf zo’n bovennatuurlijk verschijnsel gezien, zoals ze vertelden, en weinigen twijfelden er aan dat je in het holst van de nacht een spook kon ontmoeten. Wie die spoken waren? Mensen die bij leven zich met verkeerde zaken hadden ingelaten en die een schuld moesten uitboeten. Soms waren het ook maar ‘gewoon’ heksen, die onschuldige burgers wilden bespotten. Vroeger werden zulke verhalen vaak verteld wanneer het buiten al donker was, maar nog te vroeg om naar bed te gaan. Het vuur ging dan langzaam uit in d’n herd en vader schraapte zijn keel…..
naverteld door Kees van Kemenade
Het was niet pluis op de molen en mulder Ties was ten einde raad. Niemand kon hem helpen, totdat op een dag een vreemdeling opdook.
De Heggemulder
“Mulder, hedde gij nog werk? Ik ben een volleerde molenaarsknecht, die al het werk alleen afkan.” Ties keek de man aan. Hij was groot, met rossige haren en kolenschoppen van handen.
“Is er nog werk op de molen?”
Hoe is je naam?”
“Krijn, maar ze noemen mij de Heggemulder.”
“Bang aangelegd?” De mulder keek hem onderzoekend aan. Klim ‘s op het dak; ik denk dat er een paar planken los zijn en dat het teer ertussenuit is. Controleer dat even voor mij.”
Krijn de Heggemulder, stak een hamer en een klomp zachte teer bij zich en klom behendig via de wieken omhoog. Enkele minuten later was hij weer beneden. “Het is al gemaakt; ik heb de kieren dichtgestopt. En kan ik blijven? Kost en inwoning en vijf gulden met het feest van Sint Victor.”
Ties vond het een redelijk verzoek, vooral omdat hij nog steeds last had van die krabwonden in zijn been.
“Maar zou je niet verder gaan? Het is hier niet echt pluis om mijn molen. Ik heb last van zwarte katten, die eigenlijk geen katten zijn, maar ……”
“Heksengebroed!” Viel Krijn hem in de rede. “Dát zal het wel zijn. Nou, daar ben ik niet bang van. Laat mij m’n gang maar gaan, mulder, dan verlos ik jou van je katten. Ik blijf de volgende nachten in jouw molen en dan zullen we wel eens zien wat er gebeurt. Zou jij voor mij een gewijde kaars kunnen laten halen bij de pastoor hier?”
En terwijl Magnus werd weggestuurd voor de boodschap op de pastorie, maakte Krijn zich gereed voor zijn eerste nacht op de molen.
Hij sleepte de ketel met gloeiende houtskool, tegen de kou van de nacht, voorzichtig naar boven. “Zie, dat er geen brand van komt!” Riep de mulder hem na. Uit de schoudertas van zijn nieuwe knecht staken twee kaarsen. Een gewone waskaars en een gewijde miskaars; gekregen van meneer pastoor. “Het is zeker tegen die katten”, had de geestelijke gezegd. Want iedereen in de verre omtrek had het verhaal al gehoord. “Ik zal ze nog extra in wijwater dompelen. Want die katten van jouw baas, dat is niet niks.”
Warm je aan het vuur
De Heggemulder installeerde zich op de maalzolder. Hij zette zijn kacheltje veilig op een platte steen en stak allebei de kaarsen aan. Toen ging er vlakbij op de grond zitten; wachtend op de dingen die gingen komen. Lang hoefde Krijn niet te wachten.
“Mmiauwwww…… miiiaaauwwww…….. Op een van de balken verscheen een zwarte kat. Krijn keek onverstoorbaar naar het beest. Een tweede verscheen en keek hem aan met zwarte ogen. “Mmmiiiaauuwwww….”
De heggemulder slikte even, maar besloot om zich niet te laten kennen. Spookverschijningen mogen niet denken dat je bang voor ze bent. Hij schraapte zijn keel en zei:
“Heske en Poeske, waar kom je vandaan?
Kom bij het vuur en warm je er aan.”
De eerste kat sprong van de balk omlaag, maar landde op haar beide achterpoten. De andere volgde op dezelfde manier. Op hun achterpoten liepen zij naar de ketel en begonnen zich spinnend te warmen aan het vuur.
“Kom maar katjes
Warmt oew gatjes.”
Er klonk geritsel. Zachte bonzen van veerkrachtige kattenvoetjes die neerkwamen op het hout. Van alle kanten kwamen ze naar het vuur. Enkele streken in het voorbijgaan langs de benen van de man. De koude rillingen liepen Krijn over de rug, maar hij bleef op zijn plaats zitten.
(wordt vervolgd)