Dat Hilvarenbeek een mooie gemeente is, waar veel te zien is en veel te beleven, dat weet iedereen wel. Maar hoe mooi? Dat ontdek je eigenlijk het beste als je er op uit gaat. Al wandelend kom je op de mooiste plekken en dat geldt zeker voor deze wandeling die voert door de bossen van landgoed De Utrecht. Ik gebruik daarvoor de wandelkaart met nummers van knooppunten. Startpunt is nabij de oever van de Flaes. Daar staat een paaltje met knooppunt nummer 01. Je kunt vandaar de wandeltocht verder volgen naar knooppunt 12. Voor wie zo’n kaart niet bezit, staan onderaan de nummers die je kunt volgen.
door Kees van Kemenade
We beginnen maar meteen met het hoogtepunt, het uitgestrekt wateroppervlak van het ven De Flaes. Er staat een uitkijktoren verderop voor wie het uitzicht vanaf de grond niet mooi genoeg is. Toen het nog echt kon winteren werd er hier geschaatst, in vroeger eeuwen werd er klot -natte turf- gewonnen. Je kunt de dijkjes nog zien. Aan de oever groeit gagel. Wrijf maar eens over de blaadjes en ruik dan de aangename geur. Gagelblad werd vroeger algemeen gebruikt om bier smaak te geven, al heeft hop dat nu overgenomen. Er is trouwens nog gagelbier te koop. In de verte zit een meeuwenkolonie, veilig, want het is hier een beschermd natuurgebied.
Door de voorde
We trekken nu de bossen in, die allemaal zijn aangelegd. Nederland had een groot gebrek aan hout en was door eeuwenlange kap bijna boomloos geworden. Alleen jachtgebieden van de adel en van notabelen hadden aan die houtkap kunnen ontsnappen. De rest van het land was veranderd in heide. Die enorme heidevelden zijn nu verdwenen. Wat rest zijn kleine plukjes her en der. Misschien wel de grootst mogelijke verandering van het landschap in de kortst mogelijke tijd.
We passeren een ander particulier landschap, Wellenseind, op weg naar de Reusel. Er ligt daar een brug over de beek, maar naast die Koevoirtbrug ligt iets heel interessants. Een voorde, een zanderige plek waar je een rivier kunt oversteken, zonder met je kar vast te komen zitten. De op- en afritten van de voorde in de Reusel zijn met stenen nog beter berijdbaar. Heel wat goedkoper dan het ontwerpen, bouwen en onderhouden van een brug.
Door de duinen
We lopen nog even in het Reuseldal, maar dan gaat het stijl omhoog. We zitten nu in de Dunse Bergen, die soms wel ruim tien meter uitsteken boven het maaiveld. Ze zijn ontstaan toen het hier een ijskoude woestijn was, waar het zand door de harde wind tot hoge duinen werd opgewaaid. Na de IJstijden zorgde de akkerbouw - die het land uitputte, waarna de boeren verder trokken - voor een opnieuw stuivend landschap. Met de beplanting is dat verschijnsel in de natuur wel voorbij. Op een berkenboom voor mij zit een kleurige boomklever, die zich niet door een wandelaar laat storen.
Wij gaan verder door de bossen die voornamelijk uit naaldhout bestaan. Dat werd een eeuw geleden gevraagd, door de steenkoolmijnen bijvoorbeeld. Het diende om gangen en schachten te stutten. Als de ondergrondse bodem ging schuiven, dan kraakte het enorm en dat was een geweldig waarschuwingssignaal.
Wij steken opnieuw de Reusel over en naderen dan het gehucht Dun. Ooit was het een hertgang, waar meerdere boerengezinnen de kost verdienden. De vruchtbare oevers van de Reusel zorgden voor goed akkerland. Nu is er nog het huis van de Boswachter en een welbekende herberg, In den Bockenreijder.
Via de Dunsedijk komen wij weer terecht bij het startpunt. De weg die langs het ven voert is verrassend recht. Dat komt omdat hij in de achttiende eeuw is aangelegd richting de Luikerweg door Valkenswaard met de bedoeling om de economie hier een zetje te geven.
De tocht rondom Dun duurt ongeveer anderhalf uur, als men gebruik maakt van de volgende knooppunten: 1 – 12 – 9 – 54 – 55 – 68 -1