De schenking van een serie atelierfoto’s van graficus Gustaaf De Bruyne - in de jaren 1970 gemaakt door Lucie Lauwers-de Laat in aanloop naar een tentoonstelling - is aanleiding voor het Andreas Schotel Museum in Esbeek om grafiek van deze Belgische kunstenaar te tonen.
door Peter Thoben, conservator
Het Andreas Schotel Museum heeft een beroep kunnen doen op het Jakob Smits-museum in Mol (B), dat bereid was werken tijdelijk uit te lenen. De expositie is getiteld Verbeeld met burijn. Grafiek van Gustaaf De Bruyne (1914-1981) en loopt t/m 13 juli. Ter verduidelijking: de burijn is het gereedschap, waarmee de kunstenaar zijn gravures in koper en hout graveert.
Leven en werk van Gustaaf De Bruyne
Gustaaf Christiaan De Bruyne, geboren in 1914 te Mechelen, ontvangt zijn opleiding aan de Academie voor Schone Kunsten van zijn geboortestad en vervolgt die vanaf 1931 aan het Nationaal Hoger Instituut te Antwerpen bij Gustave Van de Woestijne en Jules De Bruycker. In 1937 treedt hij in het huwelijk met medeleerlinge Lucy van Dongen. In 1946 krijgt hij een aanstelling als leraar aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen, waar hij wegens ziekte in 1977 met pensioen gaat. Vanaf 1952 woont hij in het 18e eeuwse huis ‘Het Eendje’ te Deurne, maar verblijft vanaf 1962 veel in een verbouwde boerderij in de Kempen te Poederlee, waar hij in 1981 overlijdt.
Tegen het eind van de Tweede Wereldoorlog ontstaan de eerste etsen. Wanneer Gustaaf De Bruyne aan René De Coninck vragen over de techniek van het etsen stelt, zegt deze hem dat hij beter bij het schilderen kan blijven. Bij graficus Marc Severin vindt hij wel gehoor. Deze reikt hem de principes van de kopergravure aan, zodat hij de techniek zelf kan vervolmaken. Vanaf 1950 ontstaan er vooral kopergravures en enkele houtgravures: in het totaal zo’n 120 bladen, die op een overzichtstentoonstelling in het Internationaal Exlibriscentrum te Sint-Niklaas in 1983 zijn geëxposeerd.
De helft van het grafisch oeuvre van De Bruyne bestaat uit gelegenheidsgrafiek: exlibris en tekens van de dierenriem, veelal in opdracht van derden, van 1954 tot 1977 maakt hij voor zichzelf ieder jaar een Nieuwjaarskaart.
Wat betreft vorm en inhoud is zijn grafiek niet los te zien van zijn getekende en geschilderde oeuvre. In zijn werk lopen werkelijkheid, een verdroomde wereld met fantasie, geïdealiseerde figuren en surrealistische tendensen door elkaar. Zo hebben zijn prenten het vrouwelijk naakt, portretten, mensengroepen en het boerenleven tot onderwerp. Naast de ‘tevredenheid’ van het boerenvolk in de sfeer van schrijvers zoals Stijn Streuvels en Felix Timmermans, worden er ook prenten aangetroffen, waarin het onzekere in het leven en de dood aan de kaak gesteld worden. Vaak worden tegenpolen leven-dood, orde-chaos, liefde-vervreemding tot een synthese verbeeld. Deze zogeheten fantasmagorieën zijn een reflectie op het leven en vormen het meest interessante deel van zijn prenten, mede door de meer kubistische vormentaal. Zijn kopergravures en houtgravures vallen op door verfijnde gedetailleerdheid, perfectionisme en dus groot vakmanschap.
Hoewel Gustaaf De Bruyne de indruk geeft een ietwat pessimistische instelling te hebben - want volgens hem werkt de mens aan zijn eigen ondergang - luidde desondanks zijn parool: ‘Goede kunst maakt de mens beter’.