Ook deze spannende, verrassende,
fantastische verhalen zijn geschreven door
kinderen. Dit keer door leerlingen van groep
6, tijdens een workshop creatief schrijven
(gegeven door juf Edith) op basisschool
De Doelakkers in Hilvarenbeek.
Een vreemde man
door Roos Vinken
Ik, Roos en mijn hond Mickey gingen wandelen, maar Mickey blafte en ik hoorde ook iets. Toen zagen we een bliksemschicht. En de bliksemschicht was heel erg dichtbij ons. Mickey en ik dachten zullen we verder wandelen of niet? We gingen toch verder. Het werd steeds donkerder. Ineens was het helemaal zwart en Mickey en ik dachten ‘zullen we ernaartoe gaan?’ We deden het. In een keer kwamen we in een klaslokaal. Daar stond een hele vreemde man in het klaslokaal. En hij zag er heel erg eng en lelijk uit. Hij had een grijze baard een grijze snor en keek ook een beetje boos. ’H-h-hoe heet u? W-w-wie bent u?’
‘IK HEET HENK WAT DOEN JULLIE HIER?’
‘U-u-um wij w-w-waren aan het wandelen en we zagen een bliksemschicht. En we liepen verder en het werd steeds donkerder en donkerder. Het was ineens zwart. Maar we liepen toch weer verder. Toen kwamen we ineens hier.’
‘Jullie moeten hier weg!’
Mickey blafte naar mij: ‘Zullen we hier weggaan?’ Ik vond dat een goed idee we gingen naar de deur, maar hij zat op slot. En toen zei Henk: ‘ZULLEN WE VECHTEN?’
Mickey en ik dachten, zullen we het wel doen want hij lijkt wel best sterk. Toen blafte Mickey: ’Maar ik kan hem bijten en misschien gaat hij dan dood.’
Oké ik vond het een goed idee dus we zeiden ja tegen Henk. En we begonnen. En ik gooide hem op de grond en Mickey beet hem. Hij lag op de grond en bewoog niet meer. We voelden zijn hartslag en die klopte niet meer, dus we juichten heel hard. En toen dacht ik misschien ligt hier ergens de sleutel verstopt. Dus we gingen op zoek naar de sleutel. We konden de sleutel niet vinden, maar we gingen toch door met zoeken. Mickey kwam naar mij toe met een sleutel in zijn mond. Ik pakte de sleutel uit Mickey’s mond en probeerde hem. Maar de deur ging niet open. Toen zag ik dat er nog een sleutel aan hing. Dus probeerde ik die sleutel en de deur ging open.
Mickey en ik liepen door de deur. Er was een gang. Mickey en ik liepen door de gang. Het was gelukkig niet een lange gang. Er was nog een deur, maar die was wel open. Dus Mickey en ik liepen verder en toen ineens stonden we weer buiten. En de bliksemschicht was er niet. Mickey en ik liepen weer terug naar huis en deden of er niks was gebeurd.
Mijn hond en ik
door Jady Valk
Ik lig in mijn bed. ‘Jady!!’roept mijn mama.
‘Ja’, zeg ik.
‘Kom je Bibi uitlaten!!’
‘Nee, ik heb echt geen zin vandaag.’
‘Nu hoor!!’ roept mama.
‘Oké’, zeg ik.
Bibi is mijn hondje, het is echt niet leuk om haar uit te laten. Maar ik doe het maar. Want ik heb geen zin in een boze moeder. Ik loop naar beneden.
‘Kom Bibi, plasje doen.’ Ze rent naar me toe. Ik doe de riem aan. En ik maak de deur open. En ik loop naar buiten. ‘Het is best wel een beetje fris’, zeg ik. Ik loop een stukje verder. Ik kijk naar de lucht en het is blauw. Hoe kan dat? Het begint opeens heel hard te regenen. Ik loop snel door. Toen was er een hele grote bliksemschicht, net zo hard dat er een hele windvlaag op me afkwam. Zo hard, dat ik de riem van Bibi per ongeluk laat vallen. Bibi is bang en rent als een speer weg.
‘Bibi, Bibi, nee niet wegrennen!!’ roep ik. Maar ze is zo bang dat ze al een paar meter verderop is. Dus er is nog maar één weg om haar terug te krijgen. Rennen, heel hard rennen. Dus ik begin maar. Maar ze is zo snel dat ik haar niet kan bijhouden. Dus ik rennen, rennen, rennen, tot ik niet meer kan. Ondertussen gaat Bibi nog zo snel, dat ze het hoekje al om is en ik haar niet meer kan zien.
Sindsdien is ze al een paar dagen niet meer thuisgekomen, we missen haar zo erg. Mama zegt dat ik het maar moet laten gaan. Maar ik laat Bibi nooit gaan, ik mis haar zo erg. Ondertussen moet ik weer naar school, waar ik het mijn vriendin heb verteld en zijn op het idee kwam om Bibi te gaan zoeken. Ik vond het wel een goed idee. Dus die dag gingen we bij mij afspreken.
We zijn bij mij. Ik zeg: ‘Kom dan gaan we.’
‘Waar naartoe?’ zegt mama.
‘Bibi terugzoeken’, zeg ik.
‘Laat het nou gaan’, zegt mama. ‘Je vindt hem toch nooit meer terug.’
‘Wel’, zeg ik en we lopen de deur uit.
‘Waar zullen we eerst zoeken?’ Ik wijs naar rechts. Kom we gaan daarnaartoe.
‘Oké’, zegt mijn vriendin. We lopen een stukje verder. Daar zagen we voetsporen.
‘Van wie zijn die voetsporen??’
‘Van Bibi natuurlijk.’
‘Oh ja’, zei mijn vriendin. We volgen de voetsporen naar het bos. ‘Wat moet Bibi hier doen in het bos. Ze is toch overal bang van?’
‘Ik weet het ook niet’,’ zei mijn vriendin.
We lopen nog verder. En ja hoor, daar zit ze rustig te hijgen. ‘BIBIIIIIIIIIIIIIIII!’ roep ik. Ik pak haar op en neem haar mee naar huis. En laat haar zien aan mama.
‘Zie je nou wel dat alles goed zou komen, mama!’