Ook deze spannende, verrassende, fantastische verhalen zijn geschreven door kinderen. Dit keer door leerlingen van groep 6, tijdens een workshop creatief schrijven (gegeven door juf Edith) op basisschool De Doelakkers in Hilvarenbeek.

Het schilderij

door Vivienne Steenwijk

Ik had zin om met iemand te spelen, dus ging bij Yenthe aan de deur. Ik belde aan en Yenthe deed open. Ik vroeg het en ze zei ja. Ik was heel blij want nu ik kon eindelijk met iemand spelen.

Yenthe en ik overlegden wat we zouden gaan doen. Yenthe en ik hebben beslist wat we gaan doen, we gaan naar het museum. Toen we er waren kochten we kaartjes voor het museum.

We aten nog wat en gingen het museum in. Daar gingen we naar een bijzondere zaal. Het was de zaal voor een heel bijzonder schilderij, namelijk voor het bliksemschilderij. Het was nog een bijzonderder schilderij dan de Mona Lisa. We liepen de zaal en liepen naar het schilderij.

Normaal was het hier bomvol, maar nu was het helemaal leeg, geen bewakers, niks. Dus dachten we mazzel, nu kunnen we het tenminste zien. Maar het was niet voor niets helemaal leeg, het schilderij sliep. We probeerden extra stil de zaal uit te lopen, maar het schilderij werd wakker. Hij begon te praten tegen ons en zei daarna niks meer. Ineens kwam er een koude windvlaag binnen en we werden naar het schilderij geblazen. We probeerden terug te lopen, maar het was onmogelijk om terug te gaan. Waarschijnlijk was daarom de zaal helemaal leeg.

Toen we dicht genoeg bij het schilderij waren, deed het schilderij zijn mond open en slokte ons als het ware op. We waren erin geluisd.

We waren erg bang. Uiteindelijk belandden we in een soort van kamertje waar het erg leeg was. Er lag eigenlijk maar één ding, dat was een envelop. Hij was paars gekleurd en er stond op: voor de geest van het schilderij. We maakten hem open. Er stond:

Beste geest van het schilderij, om u te eren deze brief. Ik wil dat u die twee mormels gevangen houdt, ze hebben mij opgesloten in deze cel, driehonderd jaar geleden. Ik hoop niet dat iemand deze brief ooit vindt, want je komt hier maar op en manier uit: alle doolhoven doorstaan en alle brieven vinden.

Groetjes, je vriendin

Ik vond het een spannende brief omdat het waarschijnlijk over mijn grootmoeder ging. Die heeft deze geest bijna duizend jaar geleden opgesloten in de tombe der geesten. De engste tombe die ik in jaren had gezien. Ik ging naar de volgende kamer en had de volgende brief al gevonden, voordat Yenthe ook maar door de deur kon komen. Eigenlijk was het makkelijk om de brief te vinden.

Liefste geest van het schilderij,

Ik stuur deze brief omdat ik je dit wil vertellen. De deur naar het einde van het doolhof haal je alleen als je deze brief vindt. Want er zijn messen aan het plafond geplakt die zomaar eens naar beneden kunnen vallen. Dus luister goed, zo kom je er. Ga naar deze afgelegen bar die hier in deze kamer is ergens onder een van die doeken. Ligt die oude parel die je niet kunt zien.

Groetjes, je vriendin

We gingen naar de oude bar en zagen een brief liggen. Alweer een brief, dachten we. We openden hem en dit stond erin:

Lieve geest van het schilderij, je komt alleen door het doolhof met deze brief. Het eerste wat je moet doen is naar het doolhof toe. Het ligt achter de bar waar we nu zijn. Dus loop er naartoe en zeg Hockus Spokus Pilatus pas’. Zorg dat de messen niet vallen! Zo kom je erdoorheen.

Groetjes, je vriendin

We deden alles wat ze zei en het was inderdaad waar. De messen vielen niet. Dus we kwamen door de deur en ineens waren we buiten.

Er was geen museum te bekennen, we waren in een heel andere stad. Het leek wel Amsterdam, ja het was Amsterdam. Maar het onweerde kei en keihard, dus vroegen we mensen. Gelukkig kwam er nog een iemand. Die nam ons meteen mee, want hij stond ervan versteld dat we in het onweer stonden. Hij bracht ons eindelijk naar huis.

Yenthe mocht van mijn vader en moeder blijven slapen. Ze wisten heel het Verhaal en zouden haar niet nu zo laat nog naar huis brengen. Gelukkig is alles goed gekomen.

Het schilderij

door Jorieke van Luytelaar

Ik ben Jorieke en dit zijn mijn leukste vriendinnen: Mila, Saar, Viviënne, Roos en Yenthe. Wij zijn in het museum en we krijgen een rondleiding dadelijk, want nu mogen we zelf door het museum rondkijken. We lopen een rondje met z´n allen en met de moeder van Saar, want er moest een volwassene mee, anders mochten we het museum niet in. Maar de moeder van Saar vindt dat niet erg, zij wilde juist mee. Ze heet Silvia en zij reed ook voor ons, anders zouden wij hier ook nooit zijn. Het was een halfuurtje rijden. Wij hadden het heeeeeeeeeeeeel leuk in de auto, we hadden best wel veel raadsels en moppen verteld. En de laatste minuut in de auto had Mila een raadsel verteld, dat we allemaal zo hard moesten lachen.

Toen we er waren, renden we met z’n allen zo snel mogelijk naar het toilet. Gelukkig stonden er geen andere mensen in de rij, want er waren maar vijf toiletten waar we meteen op af stormen. We waren bijna te laat. De moeder van Saar had heel snel de tickets gekocht en toen kwam ik gelukkig net uit het toilet. Ze duwde de tickets in mijn handen en deed ook heel snel een plasje, dat was echt grappig.

Nu mogen we eindelijk iets eten en drinken. We kregen allemaal een pakje ice tea green en een zakje chips naar keuze. Ik had een zakje wokkels gekozen. Nu is de rondleiding.

We gingen als eerste naar een schilderij waar een bliksem op stond. We keken er met z’n allen naar en toen kwam er in een keer een draaikolk. We vielen er met z’n allen in. We waren in een keer in het schilderij. De vrouw die de rondleiding gaf, lachte ons uit waarschijnlijk. Heeft zij er mee te maken? ‘Ja, dat weet ik bijna zeker’, zegt Roos.

‘Nou, ik weet 100% zeker dat zij dat heeft geregeld, anders lachte zij ons toch niet uit en anders zou zij ook in de draaikolk vallen’, zegt Yenthe.

‘Ik ook’, zeg ik.

En daar kwam de moeder van Saar in een keer uit de lucht vallen.

‘Pas op!!!’ roept Saar, ‘we moeten haar opvangen, anders valt ze net als wij heel hard op de grond. En bij haar doet dat veel meer pijn dan bij ons. Rennen, sneller, sneller!!! Ze valt al bijna, sneller, sneller!!’

Ik was er als allereerste en ik ving haar hoofd op, zodat ze geen hersenschudding zou krijgen. ‘Dankjewel dan’, zegt Silvia, ‘heel fijn dat jullie mij konden opvangen. Ik was er eerst nog net niet in gevallen, maar daarna duwde zij mij erin en trouwens, fijn Jorieke, dat jij mijn hoofd hebt opgevangen, want anders had ik zeker een hersenschudding gehad. Wat ligt daar in de verte? Een of ander papiertje?’

‘Geen idee,’ zegt Viviënne.

We rennen er met z’n allen heen, maar Silvia is iets langzamer omdat ze nog steeds moet bijkomen. We zijn bij het papiertje en er staat op: volg de pijlen.

’Welke pijlen?’ zegt Mila.

’Hier op de vloer. Ik schijn wel op de grond met het lampje van mijn telefoon.’

Even later

‘Hier ligt weer een papiertje’, zeg ik, ‘er staat nu op zoek mijn hond voor je verder gaat.’

‘Ik zie daar volgens mij een staart van een hond uit de bosjes komen. We moeten er heel voorzichtig naartoe gaan, want anders rent die weg.’

‘Ik pak hem wel even’, zegt Yenthe, ‘want ik hou van honden.’

Heel voorzichtig gaat Yenthe eropaf.

‘1 2 3’, fluistert Yenthe en ze pakt de hond uit de struiken. ‘Maar deze hond is heel schattig’, zegt ze, ‘want het is nog een puppy.’

Ik neem hem mee. Er staat nu ineens nog iets op het papiertje. er staat: kijk op de halsband, daarop staat een toverspreuk, die moet je uitspreken en dan moet je in de draaikolk springen. En dan zie je wel waar die uitkomt.

‘Oh’, zegt Saar, ‘Misschien worden we dan terug geteleporteerd naar het museum en dan zijn we weer vrij. Kijk snel op die halsband van die puppy. Er staat de naam op. Ze heet Fluffy en er staat inderdaad een toverspreuk op. Wie gaat die uitspreken?’

‘Ik wil dat wel doen’, zegt Mila, ‘3 2 1, hocus pocus Pilatus pas, ik wou dat hier een draaikolk was.’

En toen kwam er een draaikolk. We sprongen er met z’n allen tegelijkertijd in en ja hoor, we kwamen in het museum.

We gingen snel naar de auto. We zijn bij de auto, nu snel naar huis en in bed!