Dat Hilvarenbeek een mooie gemeente is, waar veel te zien is en veel te beleven, dat weet iedereen wel. Maar hoe mooi? Dat ontdek je eigenlijk het beste als je er op uit gaat. Al wandelend kom je op de mooiste plekken. Ik gebruik daarvoor de wandelkaart met nummers van knooppunten. Die brengt mij vandaag naar de bossen en heide van Landgoed Gorp en Roovert. Startpunt is de bosrand van het Groot Loo bij knooppuntenpaal nr. 46 en dan richting 75. Voor wie zo’n kaart niet bezit, staan onderaan de nummers die je kunt volgen.

door Kees van Kemenade

Wij wandelen het bos in, dat voornamelijk uit naaldhout bestaat. Ooit strekte zich hier de heide uit en kon men alle kerktorens tot in de verre omgeving waarnemen. Totdat men de heide ging ontginnen, mogelijk doordat er kunstmest op de markt kwam. De beste delen van de oude heide waren voor de landbouw, de mindere voor bebossing. Er was grote vraag naar hout, vooral voor de mijnen in Limburg. Dennen en sparren groeien snel en hebben nog een bijkomend voordeel. In de gangen en schachten waar ze werden toegepast, gaven ze met een enorm gekraak aan dat een gang kon gaan instorten. Nu vormen ze een dicht woud, waar veel van de geluiden – zelfs van de wind - worden gedempt en waar een aangename rust van uit gaat.

Boeren op de heide

We steken de Roovertschedijk over, ooit een Brabantse hoofdweg die de gewestelijke hoofdstad ’s-Hertogenbosch verbond met de hoofdstad van het Hertogdom, Brussel. Nu een zandweg naar Poppel, maar ooit een drukke verbindingsweg, waar ook vorsten gebruik van maakten en Franse legers bij invallen in de Nederlanden. Onderweg zien we voortdurend duinen, ook een restant van de oude heide.

De oudste zandduinen ontstonden in de IJstijden, toen het hier een arctische woestijn was. Tientallen graden onder nul, geen begroeiing en een harde wind, dat liet het zand opstuiven tot hoge duinen. Later, na de IJstijden begroeide dat weer, maar de eerste boeren brandden bosjes plat om aan landbouw te kunnen doen. Tot in het begin van de vorige eeuw was de heide ook belangrijk voor de boeren. De schapen graasden er en die hielden het open. Heidestrooisel werd verzameld om de mest in de potstal een betere structuur te geven en zo kwam de zandlaag steeds weer bloot te liggen. Bij wind stoof het op tot telkens weer veranderende duinen.

Open vlakte

Plots duikt aan onze rechterhand de Roovertsche heide op. Een enorme vlakte waar ooit grove dennen en sparren groeiden. Ze zijn allemaal gerooid om plaats te maken voor struikhei op de droge gedeelten en dopheide waar het vochtig is. Het lijkt een beetje raar: bomen kappen om de biodiversiteit te vergroten. Maar dan moet je wel bedenken dat een naaldbos maar een dooie boel is, waar weinig te halen valt voor insecten, vogels, amfibieën en kleine zoogdieren. Hier leven nu wel hagedissen en talrijke zangvogels, terwijl de buizerd vanuit de lucht op zoek naar prooi de bossen er omheen mijdt.

De Roovertsche Heide is niet echt toegankelijk, dus lopen wij er omheen en dat is een flinke tocht. Wat opvalt is dat er minder heide groeit dan gehoopt, pijpenstrootje overheerst. Het is allemaal nog net een beetje te voedselrijk. Her en der schieten vliegdennen op; als je die niet zou rooien, dan wordt deze vlakte vanzelf weer bos. Aan onze linkerhand ligt, als we om de Roovertsche Heide heen lopen, misschien wel de langste akker die ik ken. Aan de overkant het mooi natuurgebied van Papschot; daar moeten we ook nog eens gaan wandelen. Dat denk ik, terwijl we lopend door de bossen het startpunt naderen. Hilvarenbeek heeft nog zoveel te bieden al wandelend zie je dat nog het beste.

Twee uur heb je zeker nodig voor deze rondwandeling als je gebruik maakt van de volgende knooppunten: 46 – 75 – 73 – 71 – 37 – 91 – 76 – 77 -40 – 45 – 47 – 46