In het Andreas Schotel Museum, gevestigd in café Schuttershof in Esbeek, is een nieuwe tentoonstelling ingericht, die t/m 6 april te zien is. Om meer inzicht in de technische aspecten van Andreas Schotel als graficus te krijgen presenteren ze drukplaat en prent naast elkaar.

door Peter Thoben

Al eeuwen zijn er uiteenlopende procedés ontwikkeld om woord of beeld te vermenigvuldigen, namelijk hoogdruk, vlakdruk, diepdruk en doordruk. Door de komst van het digitaal printen c.q. drukken aan het eind van de twintigste eeuw zijn de oudere druktechnieken min of meer in onbruik geraakt en worden veelal alleen vanuit een artistieke optiek nog beoefend en toegepast. De kunstenaar-graficus praktiseert voor zijn prenten een van deze technieken. Het is de kundigheid van de kunstenaar om het beeld op de drukvorm aan te brengen en vervolgens met inkt van goede samenstelling op het papier in meerdere exemplaren af te drukken met behulp van een druk- of etspers. Door zijn ervaring is hij in staat de prent de gewenste kwaliteit en uitstraling te geven.

De kunstenaar Schotel

Schotel heeft relatief weinig houtsneden en linosneden gemaakt, alleen in zijn beginjaren en later voor aankondigingen van lezingen en tentoonstellingen. Ook heeft hij in meerdere kleuren diploma’s ontworpen met voor iedere kleur een apart gesneden houtblok bijvoorbeeld voor het Diploma Landbouwcursus.

In hoofdzaak heeft hij echter etsen vervaardigd door te tekenen in de vernislaag die op een rood- of geelkoperen of zinken plaat is aangebracht. Met zuur worden alleen de lijnen van de aangebrachte tekening ingebeten. Na het reinigen, verwarmen en ininkten van de plaat gaat de inkt in de uitgebeten groeven zitten. Na de overtollige inkt afgeslagen te hebben kan de etsplaat op vochtig papier afgedrukt worden en verkrijgt men het beeld in spiegelbeeld. Door tussentijds drukproeven te maken en veranderingen aan te brengen ontstaan er verschillende tussendrukken, zogeheten ‘staten’.

Het is bijzonder dat Jo Proost en Andreas Schotel samen geëxperimenteerd hebben om hun etstechniek te verbeteren, maar vooral met de idee om het hele proces zelf in de hand te houden en niet aan derden uit te besteden, zoals gebruikelijk was. Grafiek van zestiende en zeventiende eeuw hebben ze tezamen met traktaten zoals van Abraham Bosse bestudeerd om tot de ‘schoongedrukte’ ets te komen. Als ‘mechanisch’ hulpmiddel voor dit doel is het schoonmaakapparaat ‘Mari’ bedacht en in elkaar gezet, zoals die in het museum staat. Op de Kersttentoonstelling 1931-1932 in Museum Boijmans komen ze met hun vernieuwde grafische opvatting naar buiten. Schotel is zijn leven lang trouw gebleven aan deze manier van afdrukken en heeft daarin navolgers gevonden o.a. zijn leerlinge en vriendin Magdaleen Rademaker. Met deze tentoonstelling krijgen technische aspecten van het grafiekblad meer aandacht.